Wat we hoopten gebeurde niet.
Onze regio werd een rust- en herstelplaats voor de Duitse soldaten. Het was een komen en gaan naar het front dat enkele km verder was.
Al zingend en na een goede schnaps gedronken te hebben, vertrokken de soldaten. Ze vochten met bajonetten op het geweer. Als het stil was, konden we de soldaten horen huilen en roepen tot bij ons huis.
Als de soldaten vertrokken, zeiden ze tegen de kinderen : “als we niet terug komen, is alles wat we hier nalaten voor jullie”. We hadden veel van de soldaten : geld, horloges,…
Een keer gebeurde het dat een soldaat geen schnaps wilde drinken. De veldwebel had het gezien. De soldaat werd door 6 andere soldaten doodgeschoten. Ze wikkelden hem in een deken en hij werd naar het Duits kerkhof overgebracht in de Edewallestraat. (De graven werden later overgebracht naar het Duitse militaire begraafplaats in Hooglede.
In ons dorp was er ook een lazaret in het St. Jans huis. (het huidige ortho-agogisch centrum Sint Jan de Deo, Edewallestraat 37) Daar werkten 5 Zusters van Liefde die vroeger de ouderen verzorgden. Het was een ommuurd domein met een ijzeren toegangspoort.
Rustig was het hier niet. In ons dorp was er een vliegveld en dat werd vaak gebombardeerd. Het was een vliegveld met drie startbanen voor bommenwerpers en verkenningsvliegtuigen voor lange afstanden. (Spondsestraat – Handzamestraat).
In mei van 1915 beslisten nonkel Henri en tante Prudence in Staden te gaan wonen. Ze vonden er een huis met een geit, een koe en wat werkmateriaal voor 1500 BEF (circa 37 euro). De eigenaar van het huis was een man die ging vluchten. En zo woonden zij op twee plaatsen : Handzame en Staden.
In juni van 1915 konden we terug naar school. Die was in de kerk van Handzame ingericht en later in een leegstaand huis. Maar we gingen niet naar school.
De jongens wachtten vooral op de koeien. Ze konden namelijk overal lopen (en dus ook weglopen). Het was hier niemandsland. De meisjes hielpen in het huishouden of deden aan spinwerk die we dan verkochten aan de Duitsers.
We zagen, als we naar de familie in Staden gingen, de Russische krijgsgevangenen die een abri moesten maken en spoorwegen moesten aanleggen. Ze hadden veel honger. Wij, kinderen, smeten rapen naar hen. De Russen aten de rapen op met loof en al.
Op 16 augustus 1915 werd Tante Stefanie weduwe van 6 kinderen tussen 1 en 14 jaar.
Mijn grootvader, Leo Dewilde die dan 87 jaar was en mijn tante Julie Dewilde , 58 jaar deden de aangifte van het overlijden.
Maar om het jaar 1915 af te sluiten was er ook goed nieuws :
In ons gezin werd een gezonde zoon geboren, Albert. Mijn nonkel Henri Casier deed samen met mijn vader en de vroedvrouw van 25 jaar, Valentine … Dewilde, de aangifte.