In het station van Torhout stonden we drie dagen en drie nachten te wachten tot de trein vol was.
Ik probeer mij dat voor te stellen. Er is onrust in de stad. Je krijgt het bevel dat je de stad moet verlaten per trein. Je neemt het weinige dat je hebt mee in een houten koffer, neemt de kinderen aan de hand en stapt samen met vele andere vrouwen en kinderen naar het station. Bestemming onbekend. Waarschijnlijk was het een goederentrein of nog erger “beestenwagen”. Hoe ging het met de kinderen om daar drie nachten en drie dagen te wachten. Konden de mensen slapen? Wie gaf hen eten?
En dan eindelijk na drie dagen zeggen de Duitsers dat we kunnen vertrekken en dat we naar Aalst of Ninove gaan gebracht worden.
Toen bleek dat er daar geen plaats meer was voor zoveel mensen, reed de trein naar Gentbrugge. Daar had burgemeester Maurice Verdonck al op 19 juni 1917 een oproep gedaan om gastvrij vluchtelingen in huis op te nemen.
Helaas voor ons was er geen plaats bij families. Ze brachten ons (700 mensen) naar de Vellenfabriek (= huidenververij) van NV Block.(1)
Deze was gelegen tussen de Schelde en de kerkstraat.
We kregen er niets anders te eten dan raapkolen, bieten, droog brood en soep. Brood bestond uit zaagsel en aardappel- of koolraappoeder en werd bepoederd met kalk in plaats van bloem (2)
We konden de fabriek niet verlaten maar de grote jongens kropen soms over de poort en liepen naar de bakkerij aan de overkant. Eén keer sloegen ze de ramen kapot en pakten het brood mee dat voor het raam lag.
Veel mensen zijn gestorven van de honger en de kou. Zoals mijn neef Julius Maurits Casier. Hij was zo verzwakt dat hij naar Het Gesticht (3) werd gebracht. Metje, Barbara verbleef er ook.
Julius overleed er op 24 oktober 1917. Hij was 12 jaar.
De aangifte werd gedaan door Marie Pauwels en Amand Waegerman.
In de Gentenaar van 10 november 1917 werd een kort bericht geplaatst bij de overlijdens van Gentbrugge. “Jules Casier 12 j. zb (zonder beroep) Handzame.”
Metje is er ook gestorven in het gesticht. Dat was op 21 november om 7 uur in de voormiddag. Ze is 81 jaar geworden.
Tante Prudence en Marie Moons deden de aangifte van het overlijden.
In dezelfde Gentenaar maar nu van 6 december lezen we onder de overlijdens in Gentbrugge : “Sintobin Barbara, zb, 81 jaar wed. Casier Staden”.
En of dat nog niet voldoende was, brak er brand uit in de fabriek. Zo moesten we op zoek naar een ander onderkomen.
Na 6 weken in deze fabriek te hebben verbleven vonden we een huis in de Meulestedestraat in Wondelgem.
Het waren drie huizen. Er waren daar veel weegluizen die in de muren zaten. Ze kwamen ’s nachts uit hun schuilplaats en vielen ons lastig waardoor we niet konden slapen. Dat was niet om uit te houden.
Tante Stefanie ging op zoek naar een ander huis….
(1) NV Block maakte deel uit van een soort bedrijven terrein. De Puntfabriek was een van de grotere bedrijven. De Duitsers maakten hier tijdens WO I prikkeldraad.
Op vandaag zijn alle bedrijven weg en is het een modern wooncomplex met de toepasselijke naam “De Draad”. (voor meer info : www.gentcement.be)
(2) Voor wie meer wil weten over de hongersnood in WO I raad ik het boek “Brood willen we hebben” van Giselle Nath aan.
(3) Dit was het Sint-Jozefsgesticht opgericht in 1881 na een tweede cholera epidemie (1845 – 1865). Het huidige gebouw, Medisch Centrum Maria Middelares, staat er ondertussen 40 jaar en werd recent gerenoveerd.
Met dank aan Het Archief van Gent, Edmond Crombez, Jos Casier, Josephine Schreibers, Monique Casier en stad Torhout.