26 augustus 1885
Deze dag heeft zo verschrikkelijk veel geleken op de voorgaande dat ik bijna niets merkwaardigs heb aangetekend. Niemand van ons is zeeziek. Maar we zijn niet zoals op het vaste land. De beweging of schoon niet hevig duurt te lang en daardoor zijn wij niet al te goed. Bewijs is dat de pijp niet smaakt als thuis. De zee blijft effen en vandaag hebben we de zeilen moeten intrekken. De wind heeft altijd zuid gezeten en is nu westwaarts gegaan. We rijden nu tegen de wind. Van heden gistermiddag tot vandaag hebben we 324 mijlen afgelegd en nu zijn wij twee uren achter op Antwerpen. Eén schip hebben we gezien en hier en daar een soort vis die naar ’t schip komt gesprongen in en uit het water. Heel plezant om te zien.
Het volk van de derde klasse is vuil en slordig. Het is aardig en leerrijk om te zien dat ze de gehele dag op ’t dek liggen. Het zijn allemaal Duitsers : oud en jong, arm en lelijk van alle slag.
Vandaag was er onder hen een scene : de vrouw bracht aan de man zijn eten. Deze, waarschijnlijk ziek, sloeg het op de grond en ging zijn vrouw te keer. En een ander kwade heks kwam er tussen en er werd gekrakeeld. De man had ongelijk en hij werd daarbij nog heftig uitgelachen.
’s Avonds is er onder hen altijd een danspartij met muziek. Het is geestig om ze te zien springen. Hoe dat zij niet ziek worden, weet ik niet. Ik word bijna ziek van het te zien.
Nu ieder volk heeft zijn eigen vermaak maar de Duitsers zijn toch de Vlamingen niet.
Het is nu 8 uur 30 van de avond en ik ga op ’t dek een luchtje scheppen en ze horen zingen, want ik hoor dat zij bezig zijn met begeleiding met een accordeon. Ze zingen zeer schoon in 2 of 3 stemmen. Slaapwel.
+++
EH Cyril Pauwelyn zegt niet veel nieuws te hebben maar voor ons is het toch weer een mooie inkijk in wat er op een schip allemaal gebeurt.
Hij vertelt over de 3de klasse en hun vermaak, hun ruzies en hij schrijft dat het vooral arme Duitsers zijn.
Er zijn 594 derde klasse passagiers mee op het schip en we lezen heel vaak dat hun land van oorsprong Duitsland is.
Tussen 1840 en 1880 kwamen bijna 3 miljoen Duitsers naar Amerika, meer dan een kwart van alle nieuwkomers.
Na de Napoleontische oorlogen kwamen de mannen terug naar huis en bereikten goedkope Engelse industrieproducten het Europese vasteland. De economie was slecht terwijl de bevolking sterk toenam. Grotere gezinnen leidden tot een verandering in het erfrecht in Duitsland, waar de oudste zoon de boerderij kreeg en de rest niets.
Na Berlijn en Wenen was New York in grootte de derde Duitstalige stad in de wereld. Duitsers waren ervaren, goed opgeleid, voornamelijk protestant en plattelandsbewoners. Ze konden gemakkelijk aan werk komen. Zo werkte in 1850 de helft van de Duitsers als handwerkslieden in Chicago. De meeste Duitsers bleven echter niet in de stad, maar gingen boeren in het westen.
Zo ontstond de “German bilt” die loopt van het oosten van Pennsylvania naar de kust van Oregon.