Naar Amerika

Dit verhaal heb ik overgenomen uit het boekje “Verhalen uit mijn kindertijd” geschreven door P. Sabbe, broer van Henri Sabbe.

Het is het verslag van enkele mannen die vertrekken vanuit Staden naar Amerika. Het zijn vrienden van mijn opa.  In 1913 zal opa op Ellis Island verklaren dat hij naar één van deze mannen gaat.

Hier en daar in de tekst staat een ? omdat ik de vertaling niet weet.  De namen van de manen zijn vervormingen of lapnamen. Met de hulp van een bediende van het gemeentehuis van Staden heb ik de echte namen kunnen achterhalen.

De plannen

Hij (Henri Sabbe) dacht er al lang aan om naar Amerika te gaan.

Het was nu tien jaar geleden dat hij zijn eerste communie deed en sinds dan….? De lange winter in de ast (?), over hete vuren, suiker drogen of bij Boutens in de olieslagerij werken….In de zomer voor lange tijd naar Frankrijk gaan voor de oogst en tussendoor werken in de steenoven. Het was het jaar na zijn eerste communie dat hij al zware stenen droeg te Waasten (?), vroeg opstaan, en werken tot ’s avonds laat. Met pijn aan de handen, op een strozak moeten slapen. Dat was zijn toekomst….

Met olievette kleren in een hele warme fabriek werken zodat je er bleek en mager uitziet  en in de zomer onder de warme zon op Franse Velden staan. En niets extra’s hebben. Nee, zo een toekomst wilde hij niet leven.

Iedere keer dat hij in het station op de trein wachtte, die hem naar Frankrijk moest brengen, stond hij met grote ogen te  kijken naar de mooie prenten van Amerika die Guano (?) adverteerde of de affiches waarop de schepen met machtige rookpluimen zachtjes door de blauw groene zee voerden met zeemeeuwen errond in de blauwe hemel.

Daar ver weg was het fortuin. Deze beelden zaten altijd in zijn hoofd.

In die periode kwam Letten Aerens (Leopold Aerens)  Staden bezoeken.  Hij woonde al lang in Amerika. Hij sprak Vlaams met een vreemde woorden ertussen zodat je maar de helft begreep.  Hij zie altijd ‘jis’ in plaats van ja. Hij droeg schoenen die kraakten als een plankenvloer met appelronde blinkende toppen.  Een gouden ketting hing om zijn keurig ondervest, zo dik dat je er een hond had kunnen mee vast maken en in zijn mond blonk het goud aan zijn tanden. Hij had fortuin gemaakt in Amerika. Hij (Henri ) had er al dikwijls met moeder over gepraat, maar ze weigerde hem ernstig te nemen.  “Je bent nog een snotneus, wat zou je doen in Amerika, een vreemd land waar er nog wilden lopen… Blijf jij maar hier…”  ” Nee, moeder, ik ga naar Amerika. Je mag zeggen wat je wil.” Haar hart werd omringd met angst.  Wat een afgelegen land. Je moet er naartoe met schepen over uitgestrekt water dat oceaan heet en het water is zo diep… Dat was toch gevaarlijk.

Wie zal zeggen hoeveel slapeloze nachten moeder heeft liggen wenen toen ze voelde dat  zijn besluit was genomen.

De dag voor het vertrek ging hij wat inkopen doen in Roeselare en kwam langs de Voerman.  Hij reed met zijn fiets voorbij Naske Soen die op een stok geleund stond in de zon.  Naske was meer dan 90 jaar en hij schudde met zijn hoofd toen hij die jonge mannen uit Staden hoorde praten over naar Amerika gaan. Henri keek nog eens om en zou het beeld van de oude man zich altijd goed herinneren. “Misschien zie ik hen nooit meer terug”, zei Henri, half tegen zichzelf.

De toekomst zou bewijzen dat hij gelijk had en toen hij 10 jaar later Staden terug bezocht herinnerde Gusten Soen hem eraan wat hij over zijn oude, gestorven  vader had gezegd. Hij had het immers ook gehoord.

Het afscheid

Het was die middag triestig in huis. Het was alsof er iemand begraven werd. Onder de tafel stonden twee nieuwe valiezen met rode etiketten erop waarop een stoomschip stond. Moeder liep doelloos rond met gezwollen ogen en vader zat zwijgend naast de kachel door het venster te staren, zijn pijp te roken.  Broers en zussen stonden elkaar aan te kijken zonder doel en soms snoot iemand zijn neus met een geluid waarop je kon opmaken dat die gehuild had. Het was er eindelijk van gekomen. Henri ging vertrekken. Zijn ticket was voor Detroit. Hij had adressen van mensen uit Staden die er woonden en van vrienden in Moline. Saaten Crombez (Karel Crombez) woonde ook in Detroit. Die was naar Amerika gegaan om geld genoeg te hebben  verdienen om een nieuwe akkordeon te kopen en dan komt hij terug naar Staden. Charlie  woont nog in Detroit en heeft 12 kinderen en nog geen akkordeon. De avond voor het vertrek zaten we allemaal rond Henri en zijn valiezen.  Het was alsof hij in elk kledingstuk en bij elk paar schoenen een stukje van ons hart stak. Hij zat over zijn valiezen gebogen, blozend van fierheid en geluk. Wij pinkten een paar tranen weg…. Morgen vertrekt hij. Zouden we hem nog ooit terug zien? Z’n plezante jongen : hij kende al de laatste liedjes en zong heel mooi. Waar hij was, was er plezier.

Morgen is hij er niet meer.  Het is net alsof er iemand naar het kerkhof wordt gedragen.  Soms nog een briefje of een kaartje en dat is het… Moeder veegde nu en dan over haar rode ogen. ….Had ze maar geweten dat de oorlog nog ging komen met nog meer verdriet. Als Turk zag dat we de kar uithaalden, sprong hij zot van blijdschap.  De valiezen werden erop geladen en wij stapten naar het station. Daar stapt Cyriel van lange Huygens (Cyriel Huyghe) binnen voor een laatste pin. Hij vertrekt ook naar Amerika en wat later Diestje Mispelon (Desiré Mispelon).  Er wordt getikt en gedrongen op de reis en op een gelukkige toekomst. Moeder drinkt ook maar het smaakt haar niet.

Het vertrek

Ze stapten de markt over, gingen nog hier en daar binnen bij vrienden om een laatste vaarwel te zeggen. Bij Mollege zag Poliet Six aan zijn kleermakerstafel voorbij komen.”Kom achter!”, riep hij en hij hield woord

Aan het station was er veel drukte. Er waren er nog toegekomen met valiezen. Allemaal voor Amerika. Stanten Spruyte en Canut Geldhof waren er ook.  Canut is naar het westen van Canada getrokken en er is van hem nooit meer iets gehoord.

Ik herinner me nog dat zijn oude moeder mij kwam opzoeken toen ik in 1926 in Staden was en dat ze daar met bittere tranen vertelde dat ze sinds 1912 niets meer had ontvangen van haar zoon.

Ik beloofde de moeder dat ik haar zoon zou zoeken. Later hoorde ik dat Canut ergens rond Sint Boniface, Manitoba, bij het aanleggen van een spoorweg verongelukt was. Ik kon dit niet schrijven aan zijn moeder.  Ze is gestorven zonder te weten wat er zoon is overkomen.

Daar komt de trein in de verte aan. Hij wordt groter en rijdt vrij snel. De deur van het station gaat open : Brugge, Gent, Antwerpen,…

De mannen nemen hun valies op en geven ontroerd een laatste handdruk. Er zit een krop in onze keel. “God zegene en beware u, mijn kind”, fluistert moeder. Ze streelt met haar duim over mijn voorhoofd.

Ze stappen de trein in, de deur vliegt dicht, er wordt gefloten, de trein rijdt langzaam weg…

Vaarwel Antwerpen

In Antwerpen liggen de boten langs de dokke gebonden als grote zeemonsters die de jongens dagenlang in hun ingewanden zullen dragen en straks van wal steken, jokkend en wiegend over de onstuimige zee, ze eindelijk op vreemde bodem terug uitspuwen…

Ze zullen langzaam de mooie stad in de verte zien verdwijnen, met de toren van de Onze Lieve Vrouw kerk, die boven alles zijn dunne arm uitsteekt om ze zo lang mogelijk een laatste vaarwel van Moeder Vlaanderen toe te wuiven. ” We waren toch wel een beetje bang”, zie Diestjen, als we al dat uitgestrekt water zagen, water, niets dan water, dagen aaneen.

’t Was ’t beeld van Onze Vrouw niet waarvoor iedereen zijn pet afdeed toen we New York binnenvaarden.  ’t Is maar later dat ze begrepen hoe treffend dit zinnebeeld der vrijheid haar fakkel hoog in de lucht houdt, en de landverhuizer verwelkomt.

Amerika! Amerika!

We zijn er,….

 

Vrij vertaald : Naar Amerika, geschreven door Philemon Sabbe in het boekje “verhalen uit mijn kindertijd” 1943.
Henri Sabbe vertrekt naar Amerika met Cyriel Huyghe, Desire Mispelon, Alois Spruytte en Karel Geldhof. Henri en Cyriel zijn geboren in Staden, Desire en Alois in Hooglede.  Ze staan alle vier onder elkaar op een blad genoteerd op Ellis Island. Emeric vinden we ook op dezelfde boot maar op een andere bladzijde.

Ellis Island

Ze doen deze reis met de de SS Caronia van de Red Star Line vanuit Antwerpen via Liverpool op 30 maart 1912. Op 7 april 1912 komen ze aan in New York.

 

Wie is wie in het verhaal ?

Henri Sabbe
Letten Aerens : Leopold Aerens
Naske Soen : oude man in het verhaal, blijft in Staden
Gusten Soen : zoon van Naske in het verhaal, blijft in Staden
Saaten Crombez : Karel Crombez – 12 kinderen- akkordeon
Cyriel Huygens : Cyriel Huyghe
Diestjes Mispelon : Desiré Mispelon
Stanten Spruyte : Alois Spruyte  41 jaar, op het einde van 1912 overleden, 6 kinderen. Alois is  gestorven in het jaar van aankomst…
Canut Geldhof : Emeric Geldhof  is naar Canada getrokken, omgekomen in een ongeval bij de aanleg van een spoorweg. Deze gegevens kloppen niet met wat ik terug vind in family serach
Jules Pype, mijn opa, reist met Cyriel Soenen naar Amerika. Zij varen met de SS Finland van de Red Star line en vertrekken op 15 maart 1913. Cyriel Soenen (*) gaat naar Henri Sabbe. Jules Pype (*) gaat naar Cyriel Huyghe

http---signatures.mylivesignature.com-54494-123-CBD1235E838058052ACC32E7EE0E5C76

© 2016, ANNdeMARIA.  All rights reserved.

 

Geef een reactie